Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man [25]ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een [26]vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein [27]heten. 25. Hoewel wij hiervan geen klaar verbod vinden in het Oude Testament, nochtans was dit een ordinantie en gebruik onder de Joden, op goede redenen gegrond dat zij, met de heidenen en andere onheilige mensen niet te nauwe gemeenschap mochten houden, om van hen niet verleid te worden tot afgoderij of andere van hunne zonden. Zie Ex.23:32; Joz.23:7,12; 2 Kor.6:14; 2 Joh.:10; Openb.18:4, enz. 26. Grieks Allophylos; dat is, die van een ander volk of geslacht is, namelijk vreemd van het geslacht der Joden, en dienvolgens van de beloften Gods; Ef.2:12. 27. Grieks zeggen. Zie van deze zaak vs.34,35.